ER WAS EENS EEN KIND… en het was werkelijk hélemaal perfect. Open en eerlijk, onderzoekend en nieuwsgierig. Schaamteloos, niet bang om te vallen, lief en spontaan. Supercreatief, geen wat-zullen-ze-wel-van-me-denken-angst of kan-ik-dit-wel-onzekerheid, constant op zoek naar eigen paden.Vrij van oordelen, ongeremd, energiek en boordevol liefde en aandacht voor alles in de buurt… écht helemaal heerlijk, volledig ZICHZELF!
En toen gebeurde er iets wonderlijks, want stapje voor stapje diende het kind gemodelleerd te worden in een ‘volwassene’ – zo ging het al eeuwen, dus zo bleef het gaan. Er werden regels opgesteld, voorwaarden uitgelegd en erin gestampt. Er werd heel helder gemaakt wat wel en niet goed was. Wat hóórde.
Zingen in een kring, dat mocht eerst nog, maar een paar maanden later al niet meer. Netjes op een rij aan een bankje alsjeblieft en je vinger in de lucht als je iets wilt vragen!
Emoties vrijelijk tonen en zeggen wat je denkt? Helaas!
Vrijheden werden gaandeweg steeds meer ingedamd, buitenspelen vervangen door huiswerk, want hé die rijtjes, tafels en grammatica móeten erin. (Ook al zal jaren later blijken dat het meeste vergeten is en het gewoon even online opgezocht wordt…)
De dingen die het kind wílde doen en weten ontdekte het voorheen vanzélf, maar nu moest er ineens van alles, ook de dingen waarvan het nut niet direct duidelijk was. Voor je eigen bestwil hè! Het kind werd getoetst op basis van het gemiddelde; erop of erboven was goed en eronder was ehm…
De dingen die het kind wílde doen en weten ontdekte het voorheen vanzélf, maar nu moest er ineens van alles, ook de dingen waarvan het nut niet direct duidelijk was. Voor je eigen bestwil hè! Het kind werd getoetst op basis van het gemiddelde; erop of erboven was goed en eronder was ehm…
En dat alles om voorbereid te zijn op de maatschappij, om te zorgen dat je je daarin kon redden, wie wil dat nou niet? En het kind ging het geloven, wilde zelf ook meedoen met ‘de rest’, dus het bikkelde door! Een goede baan. Geld verdienen. Huis kopen. Groter en groter, want groter is beter, dan ben je succesvol (toch?). Maar om dat alles in stand te houden moest het inmiddels groot geworden kind, de volwassene, ook harder werken en meer ook. En de eigen kinderen – die er kwamen – naar de opvang brengen. ‘Niet huilen jongens, want hé, jullie willen van de zomer toch ook 3 weken naar het strand?’
Maar toen – plotsklaps – voelde het zich moe, opgebrand, klemvast in de ratrace die maar niet te stoppen leek. Het ging zich afvragen:‘Is dit nou alles?’, raakte zichzelf soort van kwijt. Dit had het tijden vakkundig weten te negeren, want ‘niet voor alles de hoogste cijfers halen = falen’ had het geleerd.
En nu, terwijl de volwassene keek naar de bloedirritante, maar o zo blije en zorgeloze kinderen om zich heen; die speelden en lachten, de tijd vergaten, hun eigen wonderlijke plan trokken… kwam het besef dat die kinderen eigenlijk helemaal niet bloedirritant zijn, maar gewoon laten zien wat jij ooit ook was, wat je vergeten bent, afgeleerd hebt en wat je zo godsgruwelijk graag terug wilt.